Verhaal / 06.11.25
Jonas en ik
Dossier
& 2025
Verhaal / 06.11.25
Jonas en ik
Op de zeldzame momenten waarop het me lukte om oogcontact met hem te maken en zijn blik niet veel meer dan een seconde nietsvermoedend in de mijne bleef hangen, voelde ik een stroom geladen deeltjes door mijn bloedvaten racen, alsof iemand me op een stroomcircuit had aangesloten en mijn spieren in één klap werden opgeladen met potentiële energie. Ik probeerde alle directheid uit mijn ogen weg te sluizen, zodat het voor Jonas leek of ik zoals altijd versuft voor me uit zat te staren en onze blikken elkaar slechts per toeval kruisten. Ook mijn lichaam hield ik perfect onder controle (ik bleef als een zak aardappelen op mijn stoel zitten), maar vanbinnen voelde ik me extatisch, een netwerk van draden werd strakgetrokken in mijn lijf. Ik teerde dagen op zo’n kleine wisselwerking tussen onze pupillen, die voelde alsof ik een kort moment in de ziel kon kijken van iemand die meer mij was dan ikzelf. Eén keer was er fysiek contact geweest, al was dat per ongeluk. We waren op schoolreis naar Tsjechië. De buschauffeur reed net zo lang door tot de halve klas het niet meer hield en stopte uiteindelijk bij een klein tankstation met slechts twee mannenwc’s. Ik stond voor de andere jongens te wachten in de veel te kleine, bedompte ruimte waar de geur van urine en kak zich met elkaar vermengden tot een weeïge walm waarbij de toilethokjes op school bleek afstaken. Toen Jonas uit een van de hokjes naar buiten kwam, keek hij me met een wat zelfbewuste blik aan en hield de deur voor me open. In het voorbijgaan schuurde de rug van zijn hand langs mijn arm en voelde ik een statische schok. Ik weet niet of hij het ook had gevoeld, of Jonas dezelfde puls door zijn arm voelde trekken, maar de rest van de busreis barstte ik van de energie, praatte ik tegen Eline aan alsof ik net drie blikjes energiedrink achterover had getikt en ’s avonds kon ik niet slapen door een onbestemd getintel in mijn vingers en tenen. Ik heb geen idee hoe Jonas mij zag, al die jaren dat we bij elkaar in de klas zaten, waarschijnlijk gewoon als die domme jongen achter in het lokaal die nooit antwoord wist op de vragen van docenten, maar eigenlijk deed het er niet toe. Ik verlangde er niet naar door Jonas gezien te worden. Ik verlangde er alleen maar naar hem te zien, hem echt te zien.
Na de kerstvakantie kwam Jonas terug met een andere coupe. En dan bedoel ik: echt anders. Heel kort stekeltjeshaar, fluorescerend groen geverfd, waardoor het licht leek te geven, en omdat er geen lange lokken meer voor zijn ogen hingen die hij zo ongeveer om de minuut weer achter zijn oor schoof, kwamen zijn jukbeenderen veel scherper uit. Hij zag er volwassener uit met dat nieuwe kapsel, als iemand die een vorkheftruck zou kunnen besturen of op een feestje ineens een joint opsteekt. Het maakte hem mannelijker, die groene kleur, hoewel het tot nu toe alleen de meiden in onze klas waren geweest die hun haar verfden. Elke keer als ik per ongeluk zijn kant op keek balden mijn vingers zich onwillekeurig tot vuist. Ik scheurde een hoekje uit mijn schift, verwoordde mijn boodschap kernachtig en met zo min mogelijk persoonlijkheid tussen de woorden. Mooi haar, schreef ik op. In de kleine pauze bleef ik even dralen bij de wc’s en maakte ik, voor ik naar de aula liep, een kleine omweg om het briefje onder de deur van Jonas’ kluisje door te schuiven. Na de pauze kwam Jonas nerveuzer dan normaal het biologielokaal binnen. Tijdens het practicum, waarbij we een varkensoog moesten ontleden die stonk als een natte handdoek die weken onder je bed heeft gelegen, zag ik zo nu en dan zijn hand in zijn broekzak verdwijnen, alsof hij ergens naar op zoek was. Een paar weken later had Jonas de volgende stap van zijn metamorfose ondergaan. Het viel me meteen op toen hij bij scheikunde aan het tafeltje voor me ging zitten. Er glinsterde een klein knopje in zijn rechteroorlel. Ik kon me die les maar moeilijk concentreren door de aanwezigheid van dat kleine stukje metaal, en door Brit (die bij vrijwel alle vakken naast Jonas zat, kleine figuurtjes op zijn arm tekende en over wie volgens Eline het gerucht rondging dat zij en Jonas een paar weken geleden voor het eerst seks hadden gehad), die aan Jonas vroeg of ze aan zijn oor mocht voelen. Doet dit pijn? vroeg ze, terwijl ze de oorbel tussen haar duim en middelvinger nam en erin kneep. Ik kon niet zien of Jonas’ gezicht vertrok, hoorde hem alleen op dezelfde monotone manier als normaal zeggen dat het meeviel.
Eline vond dat ik zijn kapsel absoluut niet kon kopiëren, dan zou het lijken alsof ik verliefd op hem was of wanhopig was om zijn beste vriend te worden, God verhoedde, maar door haar liet ik me toch nooit tegenhouden. Ik ging in de voorjaarsvakantie naar de kapsalon van mijn tante om me te laten millimeteren. Een van haar werkneemsters moest het doen. Zelf hielp ze een andere klant en schudde ze alleen haar hoofd als ze mijn kant op keek. Toen het gedaan was en ik met een tevreden grijns mijn alter ego in de spiegel bewonderde, kwam ze achter me staan en zei ze: je had zulk mooi haar. Ik voelde me sterker toen ik de kapsalon uitliep, de koele wind die over mijn hoofdhuid streek, hield me scherp. De laatste avond voordat school weer begon stond ik naar mezelf in de spiegel te kijken en vroeg ik me af hoeveel van Jonas er in mij zat. Mijn haar was niet groen, maar wel net zo kort, en ergens in de lijn van mijn kaak en jukbeenderen zat enige gelijkenis. Ik weet nog steeds niet of ik het me verbeeldde, maar toen ik mezelf een kort moment recht in de ogen keek, had ik een vergelijkbare ervaring als die momenten van oogcontact met Jonas – eenzelfde soort trillerige energie vloeide door mijn lichaam – maar veel korter, veel zwakker. Er miste nog één ding. Ik nam een naald uit het naaisetje dat mijn vader nog van zijn diensttijd had en verhitte de punt aan een vlam van het gasfornuis tot hij begon te gloeien. Toen de naald voldoende was afgekoeld, trok ik met mijn linkerhand mijn rechter oorlel strak, en drukte ik de naald er met mijn rechterhand in een snelle beweging doorheen. Korte, scherpe pijn, en toen liep er een dun straaltje bloed over mijn vingers. Snel wurmde ik het ringetje dat ik uit de sieradenlade van mijn moeder had gevist door het gat heen, daarna plakte ik er aan beide kanten een pleister overheen. Die nacht droomde ik dat ik met Jonas op het strand lag, dat de zon onze huid opwarmde en mijn neus gevuld werd door een mengsel van zonnebrand en het zweet van zijn oksel. Ik lag in zijn armen met mijn hoofd op zijn borst en ik hoorde het kalme slaan van zijn hart in mijn oorschelp. Ik trok zijn korte, krullende borsthaar strak en voelde me ontzettend rustig. Eindelijk wist ik zeker wie ik was. Ik stelde me zijn gezicht voor: met zijn ogen dicht en zijn gezicht ontspannen en af en toe keek ik naar hem op om te zien of mijn voorstelling klopte met de werkelijkheid. En gedurende de droom vervloeiden onze lichamen met elkaar. Ik keek toe hoe mijn ledematen gevoelloos vervormden, hoe ze eerst hariger werden en toen weer onthaarden. Een kort moment werden we één, als een lichaam met vier armen, vier benen en twee geesten, tot we weer uit elkaar werden getrokken en het uiteindelijk Jonas was die met zijn hoofd op mijn borst lag in plaats van andersom. Vroeg in de ochtend werd ik wakker van het gebons van mijn oor. Op het kussensloop zat opgedroogd bloed. Ik liep naar de badkamer en trok de pleisters er voorzichtig af, maakte mijn oor schoon met alcohol uit de EHBO-doos onder de wasbak. Daarna trok ik mijn nieuwe effen groene trui aan die ik speciaal voor deze dag had bewaard en verliet ik het huis nog voor mijn ouders wakker waren. Het eerste uur hadden we scheikunde. Ik was de eerste in het lokaal. Langzaam druppelde het vol, maar de stoel van Jonas bleef leeg. Gedurende het lesuur bewogen de deeltjes in mijn lijf steeds onrustiger door elkaar heen. Ik laadde op, voelde de energie zich opstapelen in mijn lijf. Tegen de tijd dat de bel ging om het einde van het eerste uur af te kondigen had ik het idee dat mijn ruggengraat als een tentstok overeind veerde en ik naar de uitgang van het lokaal toe werd getrokken. Mijn pas was anders. Ik weet niet of anderen het konden zien, maar ik merkte het zelf: meer rechtop, stoerder, mannelijker. Voor het natuurkundelokaal bleef ik wat dralen. Ik wachtte tot al mijn klasgenoten binnen waren en toen liep ik met die zelfverzekerde tred naar binnen; niet naar mijn eigen stoel, rechts achterin, naast Eline, maar naar de lege stoel naast Brit aan de linkerkant van het lokaal. Ik keek Brit niet aan terwijl ik mijn boeken uit mijn tas pakte. Pas toen de les al een paar minuten bezig was, keek ik voorzichtig opzij en zag ik dat ze naar me knipoogde. Terwijl meneer Derks uitleg gaf over magnetische velden en dipolen, begon Brit met haar pen op mijn arm te tekenen. Kleine krabbels: een fiets met drie wielen, een alien-achtig mannetje, een dier dat ik niet kende en uiteindelijk een piemel. Doet dit pijn, vroeg ze, terwijl ze mijn oorbel tussen duim en wijsvinger nam en zachtjes in mijn oor kneep. Ik probeerde mijn gezicht niet te laten vertrekken, zei op dezelfde monotone manier als normaal dat het wel meeviel.
Ook de dagen daarna kwam Jonas niet opdagen en nam ik telkens zijn plaats naast Brit in. Ze kalkte mijn armen vol met rare tekeningetjes, fluisterde soms dingen in mijn oor over de docenten en zorgde er zelfs voor dat we eruit gestuurd werden. Het voelde zo vanzelfsprekend, het ging me zo goed af om hem te zijn, dat ik me begon af te vragen of ik in zekere zin niet altijd al een beetje Jonas was geweest. Elke dag dat hij niet op kwam dagen begon ik er meer in te geloven dat hij nooit meer terug zou komen, dat hij misschien niet eens echt had bestaan. Op vrijdag, het zevende en achtste uur, moesten we nablijven. De school was zo goed als leeg toen we het nablijflokaal eindelijk mochten verlaten. We liepen door het lege gebouw, Brit en ik, het meisje dat ik eigenlijk niet kende en de jongen die ik eigenlijk niet was, ze pakte mijn pols vast, trok me mee een gang door, het vrouwentoilet in. Ze leidde ons een van de hokjes in en draaide de deur op slot, duwde me op de wc, ging boven op me zitten met haar gezicht naar me toe. Haar ogen straalden een soort afstand uit en ik vroeg me af wie ze zag terwijl ze haar hand tegen mijn kruis drukte. Ze knoopte mijn broek los en liet haar hand in mijn onderbroek glijden, haar vingers sloten zich om mijn piemel en ze begon me af te trekken. Ze keek me nog steeds strak aan, terwijl alle geladen deeltjes die zich de afgelopen dagen in mijn lijf hadden verzameld in razend tempo naar mijn piemel toe stroomden om daar een gigantisch elektrisch potentiaal tot stand te brengen, een tornado van anticipatie, haar blik was streng, geconcentreerd, ze bewoog haar hand steeds sneller, haar ogen strak op die van mij, maar in haar blik zag ik Jonas, haar vingers om zijn geslacht, er ontsnapte een kreun uit mijn mond, honderdduizend geladen atomen, het dagenlange opbouwen van statische elektriciteit dat culmineerde in dit moment: haar hand, mijn piemel, Jonas ergens tussen ons in, tot ik uiteindelijk volledig ontlaadde, en ik in haar ogen ineens iets van schrik aantrof. Direct stond ze recht overeind. Ze draaide het slot open en liep in twee passen naar de wasbak, waste haar handen met haar rug naar mij toe, vermeed oogcontact via de spiegel. Nog geen minuut verstreek er tussen het moment dat ze me klaar had laten komen en het moment dat ze me alleen in het toilet achterliet.
Dat weekend sliep ik meer dan dertig uur. Op zondagmiddag stond ik leeggelopen naar mezelf in de spiegel te kijken en zag ik weer onmiskenbaar mijn eigen gelaatstrekken terug. Ik keek naar het metaal in mijn gezwollen oorlel en trok het ringetje er in een opwelling uit. Scherpe pijn, het bloedde meteen, een kleine hoeveelheid gelige pus liep uit het gaatje. Toen ik op maandagochtend het eerste uur het scheikundelokaal binnenliep, zat Jonas weer op zijn vaste plek bij het raam. Brit tekende iets op zijn arm. Ik probeerde me in te beelden wat het was: een ufo, een raar dier, toch een piemel misschien. Eline deed alsof er niets was gebeurd toen ik naast haar ging zitten. Ze keek even met een schuin oog naar mijn oor, maar zei er niets over. Jonas keek een paar keer over zijn schouder, maar ik vermeed zijn blik met al mijn kracht. Halverwege de les stak ik mijn hand op om te vragen of ik even mocht gaan plassen. Onderweg naar de wc maakte ik een kleine omweg. Al voor ik mijn kluisje opende, wist ik dat er een briefje zou liggen en al voor ik het briefje had opengevouwen wist ik welke woorden er stonden, wiens handschrift het was. Mooi haar, stond er, met zo min mogelijk persoonlijkheid tussen de woorden.
Verhaal / 06.11.25
Dossier
& 2025
Verhaal / 30.09.25
Dossier
& 2025
Essay / 24.09.25
Dossier
& 2025
Poëzie / 21.01.25
Dossier
& 2025
Poëzievideo / 25.03.25
Dossier
& 2025
Poëzie / 27.04.25
Dossier
& 2025
Memoir / 14.04.25
Dossier
& 2025
Poëzie (& ingesproken) / 30.04.25
Dossier
& 2025
Poëzie (& ingesproken) / 29.10.25
Dossier
& 2025